woensdag 13 april 2011

‘t Park

Rustig bespeel ik de gitaar in het park, zoals ik elke dag wanneer ik vrij ben van het werk doe. Het mag mijn favoriete bezigheid heten; gedachten komen tot rust, maar tegelijkertijd inspireert het me ook. Deze inspiraties schrijf ik nadat ik klaar ben met spelen op in mijn zwarte boekje. De vele mensen, voornamelijk zakelijk, die staren me maar wat aan of hebben geen omkijken naar mij, dat deert mij niet. Geld vraag ik niet, ik doe dit omdat ik het leuk vind en daar houdt het mee op.

Rustig speel ik op mijn Spaanse gitaar, het wordt toch eens tijd voor een nieuwe bedenk ik me, totdat mijn oog wordt getrokken door een paar ogen. Om met de deur in huis te vallen: ik heb een zwak voor mooie ogen. Als ze dan zo knal blauw zijn als deze en het zweeft in de grijze massa van zakenlui, dan valt het des te meer op.

In een opwelling stop ik met het spelen van het huidige nummer en start ik een nummer in van de mijn favoriete band en wat op en top Brits is: The Beatles. Ondertussen zet ik stap naar stap en loop ik het lange bruine haar achteraan in de hoop dat ze me hoort, zich omdraait en me ziet met mijn gitaar en donkerblonde krulletjes.

Mijn krulletjes deinen mee op het snelle ritme van het nummer en uit volle borst en met zo veel gevoel als mogelijk is, zing ik de tekst. Langzamerhand begin ik in te lopen en komt het bruine haar dichterbij. Even twijfel ik of ze me nu wel gaat opmerken in deze menigte: het geroezemoes is luider dan mijn gitaar getokkel, vrees ik.

Het nummer komt tot het einde, lang was het niet, en snel zet ik een ander nummer in waarmee ik haar probeer te veroveren, om mijn vinger wil winden. Nog maar een klassieker dan van The Beatles, het Britse in mij komt om de één of andere reden omhoog drijven.

Ze merkt me op. Met een zwierige draai draait ze zich om, het haar zwaait er in slow motion achteraan. De blauwe ogen kijken me doordringend aan en ik zing en speel dat ik haar hand wil vasthouden. De menigte loopt ondertussen door, geruisloos; het geroezemoes is gestopt, zo lijkt het. De bijna onzichtbare sproetjes op haar gladde huid lichtten op door de zon en geven haar een lieve uitstraling mee, onweerstaanbaar. Ze staat in schril contrast met mij; met mijn jeugdpuistjes en ander onvolkomenheden.

Ondertussen stop ik rustig met het gitaarspelen, het nummer is voorbij en ik draai mijn instrument op mijn rug. Ze komt op me afgelopen, het hoofd een beetje schuin gehouden en ze heeft een ondeugende blik met die blauwe kijkers. Haar armen ontvouwen zich langzaam en ze slaat ze om mijn middel heen. Daarop sla ik mijn armen om haar heen, haar hoofd legt ze zachtjes tegen mijn borst.

Zo staan we daar voor een eeuwigheid, zo lijkt het wel, met voor ieder een volstrekt vreemde, vertrouwd aanvoelen doet het wel. Rustig laat ze me weer los, pakt ze me bij mijn hand en beginnen we door de stad te lopen tot in den einde.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten