dinsdag 22 november 2011

Voor jullie

Ach ja. Soms, ik kan het toch wel op mijn weblog zetten want hopelijk wordt het dan ook door hen gelezen, dan ben je wel teleurgesteld in mensen. Oud-klasgenoten om precies te zijn. Klopt, ik laat niet zoveel meer van mij horen, maar daar ben ik nooit goed in geweest. Is dat erg? Nah, ik weet niet, misschien moet je je het niet zo aantrekken, overtrokken reageren. En het klopt ja, dat ik een vriendin heb, dat is mogelijk, Jelmer. Kun je blij voor mij zijn? Alleen een beetje jammer om dan even later te zeggen dat je mijn energie niet meer waard bent omdat ik niks meer van mij laat horen. Ook hier weer een uitspraak van Jelmer. Dat Ashley daar dan al een tijd geleden achter gekomen was, dat kan mij niet zo weinig meer schelen. Natuurlijk is het jammer hoe dat destijds gelopen is, daar heb ik ook wel spijt van, maar gebeurd is gebeurd.

Toch wil ik er nog het een en ander over kwijt, omdat er dus oud-klasgenoten, oude vrienden (?), zijn die het idee hebben dat ze geen energie meer aan mij hoeven te verspillen. Voorop gesteld, het is jammer dat ik op momenten nog altijd een nieuwsgierig klein kind ben en zelf even op onderzoek uitga, dus dan weten jullie dat ook alvast. Om dan zulk taal te lezen, teleurstellend. Waar voor mij geldt dat ik er nooit goed in ben geweest om contact te onderhouden, zo zou het andersom ook kunnen gelden. Zo zou ik ook kunnen zeggen dat jullie mijn energie niet meer waard zijn, maar dat doe ik niet. Ik denk het niet, integendeel: ik mis de Friese Poort. Wat? Ja, ik mis die inrichting. De mensen die er rond liepen mis ik. Dat zijn jullie dus, voor wie ik dit schrijf.

Inderdaad, ik had al veel eerder contact op kunnen nemen, maar nogmaals, hadden jullie niet hetzelfde kunnen doen? We hebben allemaal de beschikking over Facebook, de e-mail of de telefoon. Oké, ik ga inderdaad mijn eigen weg, net zoals jullie dat gaan. Uit elkaar groeien zou je dat kunnen noemen. Om eerlijk te zijn, zodra ik in januari, februari de kans heb om weer naar school te gaan, de Friese Poort, dan zoek ik jullie op. Laatst heb ik er nog rondgelopen, gesproken met Haje, Iballa, Yorrick, Laura, Rineke, Layla, Tjitske en wie nog niet meer. Weet je dat het vertrouwd voelde om daar rond te lopen? Al vanaf het moment dat ik lijn 310 instapte richting Drachten? Hopelijk is dat toch een keer in je hoofd omgegaan.

Wat mij dan ook teleurstelt in Kitty, een maand geleden was je jarig, ik was niet uitgenodigd, vervelend. Ja, ik had uit mezelf langs kunnen komen, maar het was ook een geschikt moment geweest om weer bij te praten. Oké, we hebben het even kort gedaan, later op Facebook, maar ja, in het vervolg moet ik dat maar meer doen. Ik moest uit mijn dipje komen zei je, destijds stelde ik het niet op prijs. Inmiddels snap ik de reactie en kan ik zeggen dat ik er wel min of meer uit ben gekomen.

Om mij dan toch nog een keer te richten tot Jelmer & Jeroen. Ja, ik ben een ontzettende lamlul geweest net voor het einde van de vakantie, waardoor ik besloot niet mee te gaan naar Lowlands. Stiekem heb ik er wel spijt van, dat ik niet mee gegaan ben. Ik heb er sowieso spijt van dat het zo gelopen is. Ruzie, is nooit leuk en Jeroen, jij merkte toen goed op dat een pauze wel verstandig zou zijn. Ik zeg dat die nu wel lang genoeg geduurd heeft, wanneer pokeren we weer met zijn vieren of vijven? Wanneer zie ik jullie weer, want dat wil ik namelijk ontzettend graag.

Dit is voor jullie, mijn vrienden, toch?

p.s.
Ooit is mij geleerd dat ieder mens, hoe irritant hij/zij ook is of waar hij/zij zich ook schuldig aan heeft gemaakt, de persoon heeft altijd nog iets aardigs in zich en probeer daar dan naar te kijken. Ik doe het wel, want anders zou ik jullie niet missen.


dinsdag 8 november 2011

Stilte

Een oudere man stapt door de deuropening, zo valt te horen aan het belletje dat rinkelt wanneer de deur er tegenaan komt. Hij neemt plaats aan de zwarte bar door op het stalen krukje te gaan zitten, wat bekleed is met een door rood gekleurd leren kussentje. De serveerster loopt in haar blauwe kledij af op de oudere man; hij wil graag een koffie op deze vroege ochtend. De trucker, die aan het andere end zit, heeft lak aan het feit dat het vroeg is. Een groot smerig broodje belegd met veel vlees staat voor hem te wachten tot het verteert in zijn dikke pens. Met zijn smerige en vette vingers pakt hij mes en vork, snijdt het broodje aan en brengt de vork met het stukje brood eraan naar zijn mond. Zijn lippen worden omringd door veel haar. Verwonderlijk is het dan ook niet dat de kruimels in zijn snor- en baardharen blijven hangen. De gele tanden die achter de lippen schuilgaan, malen een keer goed in het rond en vervolgens slikt hij een stukje brood door. Het stuk wat zo-even nog aan zijn vork zat, is weggewerkt. De oude man is inmiddels al halverwege zijn zwarte kopje koffie en krijgt niks mee van het tafereel, hij is verdiept in zijn gazet.

Buiten deelt een jongen de krant uit aan toevallige voorbijgangers – zoals de oudere man. De weg wordt namelijk niet veel gebruikt: het is van bovenaf gezien een met potlood getekende lijn langs een liniaal. Mensen mijden de weg liever, behalve backpackers, truckers en mensen van het relatief dichtbij gelegen dorp. De meesten stoppen hier om iets te eten en een enkele om te tanken bij het krakkemikkige tankstation. En ondanks alles, staat iedere ochtend de jongen te wachten op toevallige passanten die een krant aannemen.

Plotseling komt er een zwarte stationwagen aanrijden vanuit het grijze, mistige oosten. De krantenjongen kijkt verrukt op bij het verschijnen van de wagen. De auto mindert vaart en komt met knisperende banden (door het grind) tot stilstand. Het echtpaar van middelbare leeftijd stapt uit, loopt langs de krantenjongen (en keuren hem daarbij geen blikwaardig), naar de deur en laten het belletje rinkelen. De bruine ogen van de vrouw turen in de rondte; banken met rood bekleed leer wisselen de zwarte tafels af – het patroon verstoort door een einzelgänger die aan één van de tafels zit naast de jukebox –, zwart-witte tegeltjes versieren de grond en rechts is de bar met de trucker, de oudere man en de serveerster. De man, die tuurt met kille blauwe ogen naar de serveerster en haar strak om het lijf gewikkelde werkkleding.

Ze blijven daar bij de ingang staan, net zoals de oudere man blijft doorlezen en de trucker bezig blijft het broodje weg te werken. Alleen de jukebox beweegt: van een liedje met draaideuren als onderwerp naar wellicht de vier bekendste muzikanten van de hele popmuziek. Wanneer de vliegtuiggeluiden dan weg ebben, komt het paar in beweging. Ze nemen plaats bij het raam, vlakbij de einzelgänger en zijn jukebox. Al snel daarop komt de serveerster aanlopen: thee voor de vrouw en koffie voor de man. Op het moment dat de serveerster weer van de tafel wegloopt, rinkelt het belletje. De oudere man is opgestaan van zijn plaats en naar zijn fiets gelopen. Nu fietst hij in westelijke richting en passeert de man daarbij het raam waar het echtpaar achter zit, in de richting van het dorpje en de blauwe lucht.

Ondertussen vang ik op dat het echtpaar daar naar het dorpje onderweg zijn, en ik wil er eerder zijn dan hen. Ik vraag aan de vrachtwagenchauffeur in welke richting hij zo direct gaat: westelijke richting, door het dorpje. Meteen vraag ik om een lift. Hij vindt het goed, als we nu maar wel vertrekken en daar kan ik maar al te goed mee leven. Zo lopen we onder het belletje door, langs de krantenjongen (ik neem het vergeelde papier aan) en stap de truck in. Met brullende pijpen rijden we weg.

Onderwijl is in het restaurant de jukebox gestopt met spelen, omdat de einzelgänger ervandoor ging en de muziek met zich meenam. Zelfs het belletje hangt er nu roerloos bij. Alleen het geslurp van het echtpaar en het diepe zuchten van de serveerster verstoren de beklemmende stilte. Dezelfde beklemmende stilte die de oudere man, einzelgänger en trucker uiteindelijk deden wegvluchten.