maandag 31 januari 2011

een Vooruitzicht

Rustig stap ik het station op van wat wellicht de meest bedroevende stad is in het hoge noorden. Grijs is de overheersende kleur, met hier een daar een vervaagd rood frutseltje. Het winkeltje maakt het er niet beter op om bij de ingang een bordje te plaatsen waar op staat dat, wanneer je gebruik wilt maken van het winkeltje, consumptie verplicht is. Vlak naast het winkeltje bevindt zich wellicht de meeste troosteloze doorgang die je kunt vinden op een station in ons kikkerlandje. Grijze bakstenen waar graffiti onprofessioneel op gespoten is en de verzakte grond met zijn diepe plassen maakt het feest dat hier gaande is compleet.

Nee, dan het station zelf waar de bussen af- en aanrijden. Treinen kennen ze hier niet in het hoge noorden en dus hoor je het ene gebrom naar het andere van het openbaar vervoer op rubberen banden voorbij komen. Sissend gaan de deuren vervolgens open en stappen de mensen uit; de een rustig, een ander hollend om de overstap nog te halen. Meestal zorgt dit voor fijne taferelen wanneer je nog wel aardig lang moet wachten, zoals vandaag weer eens het geval is.

Ik sta te wachten aan één van beide weerskanten van het station en heb een mooi overzicht van wat gaande is. Zodoende kun je de mensen die voorbij wandelen en rennen of staan te wachten opdelen in verschillende groepen. Aan de beide uitersten – waar ik me dus bevind – staan de meeste studenten, zij gaan richting de (rivaliserende) steden. Daar tussen in bevinden zich de ouderwetse streekbussen, met één uitzondering die ook rechtstreeks naar die andere rivaliserende stad voert, waar je oudere mevrouwen, boeren en ander gespuis in ziet stappen.

Zo ook twee perrons verderop waar de streekbus aankomt die uit de derde rivaliserende stad is komen aanrijden. Een jongen van midden twintig loopt rustig naar de bus en stapt in, ik bekijk hem eens goed en bedenk me dat we hier te maken hebben met een student; keurige, nette, casual kleren omhullen zijn lichaam, haar netjes in de gel en met een volwassen uitstraling zie ik hem wel een college volgen. Niets bijzonders aan en dus staar ik maar weer verder om me heen. Ik sta hier al ongeveer vijf minuten roerloos vooruit te staren naar wat er gebeurt… niets.

Tot ik mijn hoofd naar rechts draai en daar een persoon aan zie komen lopen. Het is eerder een stevige tred en met haar jurkje, die onder de jas uitkomt, en halflange krullen weet ze mijn aandacht te trekken. Wat daar nog eens bijkomt is de vrolijke uitstraling die ze, ondanks het hollen, om haar heen heeft hangen. Ze moet naar de hoofdstad van onze provincie en stapt in bij de mogelijke student die ik zo net even bekeken heb. Even wisselen we een blik uit waardoor ik snel verlegen weg kijk om al later alweer stuurs voor me uit te kijken.

In mijn ooghoeken blijf ik haar echter toch volgen en ze stapt in nadat ze even een praatje gemaakt heeft met de buschauffeur. Nu bevindt ze zich precies in mijn blikveld en hoef ik haar alleen maar met mijn ogen te blijven volgen. Ze gaat in het achterste gedeelte van de bus zitten en haalt na enkele minuten een hoedje tevoorschijn die het geheel afmaakt. Dankzij het feit dat ze in het achterste gedeelte is gaan zitten zal ik mijn hoofd toch lichtjes naar links moeten draaien om haar in mijn gezichtsveld te houden.

Nadat er weer kortstondig een blik is uitgewisseld begin ik een beetje onrustig met mijn voeten te schuifelen en doe ik enkele passen naar voren om de stationsklok te kunnen bekijken. Het is kwart over, dat duurt nog wel even voordat de bus aankomt. Wanneer ik weer op mijn plaats sta komt er een bus aanrijden die stopt bij het perron waarop ik sta, het ontneemt me mijn zicht en ik betrap mezelf er op dat ik wil dat de bus het restant van zijn reis snel weer voortzet. Gelukkig, mijn gebeden worden verhoord en al snel vertrekt de bus weer.

Al snel daar op vertrekt de bus waar het desbetreffende meisje inzit ook en zo volgt mijn hoofd automatisch het vehikel. In die kortstondige periode wisselen we een blik uit waarbij ik een kleine glimlach niet kan onderdrukken en – als mijn fantasie niet teveel op hol is geslagen – ontdek ik dat zij een klein lachje ook niet kan verbergen. Nog eventjes kijk ik de bus na en al redelijke snel nadat deze vertrokken is, komt mijn lijn aanzetten. Ik stap de bus in, laat mijn maandkaart zien, zeg gedag tegen een klasgenoot en ga op één van de beschikbare blauwe stoelen zitten met een kleine glimlach die, hoe hard ik ook probeer, niet verdwijnen wil van mijn gezicht. Ik bedenk me dat dit wel eens prachtig voorteken kan zijn op wat wellicht nog komen gaat.

zaterdag 29 januari 2011

Mijn Kleine Ik

Rustig wandel ik achter de groep aan door het steegje dat langs de achterdeuren loopt van de kleine en kille woningen. Iedere achterdeur kent een aangrenzend klein stukje grond met bijbehorende garage die dezelfde kilheid bezit als de woning waar het bij hoort en waarvan de muur beklad is met graffiti en andere tekeningen gemaakt met grote zwarte stiften. De stoeptegels kennen hier en daar al de nodige scheuren van de mensen die hier mondjesmaat iedere dag langs lopen, meestal leerlingen van mijn school en anders kleine kinderen die aan het spelen zijn. Daarnaast zijn er al enkele grijze vierkante vlakken verzakt en baant het onkruid zich een weg omhoog. Een droevige bedoeling en het grasveldje verderop maakt het er niet beter op met zijn bomen die al het zonlicht verdrijven op een mooie zonnige dag en waar het water tussendoor sijpelt tijdens een koude stortbui. Groen is het gras nog wel, maar toch ligt het bezaait met dode en gevallen bladeren en takken waardoor de troosteloosheid blijft bestaan. Het speeltuintje dat midden in het grasveldje ligt verandert hier niets aan.

De speeltoestellen staan er roerloos bij en de twee gemeentewerkers ruimen rustig wat bladeren en takken op om het zo toch nog ergens op te laten lijken. De twee arbeiders zijn al op leeftijd en kennen een gezet lichaam met een markante grijze baard waar zwarte strepen in zichtbaar zijn. Rimpels benadrukken de oudere leeftijd des te meer, toch laten ze blijken plezier in hun werk te hebben; ze keuvelen aardig door alsof het oude dames betreffen die bij elkaar op de koffie zijn. Met het groepje loop ik het speelterrein op dat bezaait licht met nat zaagsel wat het een sombere indruk meegeeft. Eentje die de sfeer niet ten goede doet in mijn hoofd, de tendens is neerwaarts gaande en lijkt niet doorbroken te worden.

Zelfs niet wanneer ik de glijbaan op stap om op de foto gezet te worden. Het ijzer zit onder de modder van de schoenen van mijn medeklasgenoten en het hout dat geel geverfd is lijkt in de verste verte niet op het geel wat sprankelend en plezier uitstraalt, zelfs niet in de zomer wanneer de temperatuur oploopt tot vijfentwintig graden en de zonneschijn op zijn sterkst is. Hetzelfde geldt voor het klimtoestel met zijn ijzeren paal, trap van touw en door mezelf genoemde spinnenweb dat de top vormt en het ronde houten toestel 'dicht' en de oude vertrouwde wipwap is in geen velden of wegen te bekennen. Het enige dat hier aan herinnerd is de ijzeren plaat waar de houten balk en zijn onderstel aan bevestigd stonden. Naar de daarnaast staande wipkip heb ik geen omkijken meer; de in fel rood, geel en blauw gekleurde kip met een gigantische veer als onderstel, staart me aan met eenzelfde doordringende blik.

Te midden van de toestellen staat een houten frame op de sombere en sompige ondergrond, de mos heeft langzaam zijn weg al omhoog gevonden en de palen staan stevig en diep in de drassige aarde. Aan de dwars geplaatste houten balk, die boven op twee palen staat en ze zo met elkaar verbindt, hangen vier ijzeren kettingen roerloos naar beneden. Elke ketting splitst op driekwart van zijn weg in tweeën waar aan het einde een zwart rubberen vlak is bevestigt. Rechthoekig van vorm en nog nat van de gevallen regen die dezelfde ochtend naar beneden is gevallen.

Ik veeg het met de mouw van mijn jas droog en neem plaats op het zwarte zitvlak, mijn voeten staan stevig in het kuiltje dat gemaakt is om de kinderen niet teveel af te remmen wanneer ze van links naar rechts zwaaien in de lucht. Met mijn handen omklem ik het blauwe plastic dat gedeeltelijk om de kettingen heen is gewikkeld voor een betere houvast voor de kleine kinderen en waarmee hun veiligheid een stukje veiliger is geworden. Met mijn voeten zet ik af naar achteren en vervolgens laat ik de zwaartekracht zijn werk doen; ik word weer naar voren 'getrokken' en wanneer ik ter hoogte ben van het kuiltje zet ik nog een keer extra af voor de zwiep die naar voren gaat.

Eigenlijk is het toestel te klein voor mij, maar de negatieve tendens wordt doorbroken door de wind die langs mijn oren strijkt en door mijn verwilderde krullenbos waait. Voor mij komt een beeld tot stand van een klein jongetje met grote blonde krullen, iets te grote oren en dat een gebit heeft dat schots en scheef staat door het sabbelen op zijn kleine vingertjes elke keer wanneer hij gaat slapen. De jonge ik staat voor eenzelfde toestel dat de kleur geel heeft zoals het hoort te hebben; fel, fris en plezier en vrolijkheid uitstralend. De schommel hangt er roerloos bij hier in de haven van mijn toenmalige woonplaats. Mijn kleine ik neemt plaats op eenzelfde zwart rechthoekig zitvlak als waar ik nu op zit en mee heen en weer zwaai. Van links naar rechts en vice versa.

Het kleine jongetje zwaait dan weer heen en weer en hangt vervolgens rustig met zijn tenen rustend op de nette grond, bedekt met droog zaagsel. De antraciet gekleurde fiets wordt goed in de gaten gehouden houden wanneer hij stil hangt en zo nu en dan volgen de ogen een bootjesmens die van de nabij gelegen haven naar het wc-hok loopt dat naast de speeltuin staat. Veelal hoort hij dezelfde vreemde taal die gebiedend en streng klinkt, maar ook zijn zachte klanken kent. Soms praat de kleine ik zachtjes met andere kinderen die hier samen met papa en mama of opa en oma aanmeren met de boot en de volgende dag weer vertrekken.

Het dagdromen zoals ik toen des tijd altijd deed wanneer ik met het toestel speelde, speelt nu weer op en wordt abrupt een halt toegeroepen wanneer mij gevraagd wordt of we kunnen vertrekken. Ik besluit toepasselijk af te sluiten met een mooie verre sprong zoals kleine ik ook altijd deed wanneer hij na een uur weer vertok van de speeltuin en zijn weg door zijn (en mijn) geboortedrop vervolgde op zijn antraciet gekleurde fiets. De schommel wiegt nog rustig na en lijkt mij te wenken met zijn bewegingen wanneer ik nog één keer over mijn schouder kijk en een blik werp op de troosteloze speelplaats. Met pijn in het hart laat de kleine ik in mij het toestel achter zich en tegelijkertijd verlangt mijn eigen ik naar eenzelfde toestel in de eigen tuin om het dagdromen door te laten waaien in mijn kleine ik's hoofd.

woensdag 26 januari 2011

de Wannabe

De grijze bakbeesten blazen de hete lucht van zich af en zuigen frisse koudere lucht op om niet oververhit te raken. Aangesloten op de computers staan twee beeldschermen, elk in hun eigen formaat. De eerste is het modernst, strak design en biljartlaken plat en vlak met natuurlijk het nieuwste technische foefje, 3D. Beeldscherm twee is ouderwets, retro en vliegdekschip-formaat groot en de beeldkwaliteit is er ook naar. Waarom de knul twee sterk verschillende beeldschermen heeft is mij een raadsel, een nog groter raadsel is het feit dat hij dit aan mij vertelt terwijl ik hier rustig probeer te werken aan mijn projecten van school. Ik loop al ver achter en dan komt er ook nog eens zo'n smurf met een te grote bril op zijn puisterige hoofd, al moet ik hem nageven dat hij met zijn vierkante bril in een strak matzwart kleurtje mee doet aan de laatste trend. Alleen zal dit niet met de nodige opzet gedaan zijn om zo beter voor de dag komen; dit verraadt het witte plakband dat rond het montuur is gewikkeld, precies waar de twee helften samen komen van de bril en dan vergeet ik voor het gemak het restant aan kledij. Sjofel is het zeker te noemen, net zoals de term afgrijselijk ook de lading zal dekken. Een lichtblauw gestreept overhemd dat ongestreken en bij de broek ingepropt is, een broek die tot ver boven zijn - gok ik - navel komt en te korte broekspijpen. Daaronder de bijpassende witte sokken strak omhoog en een toch nog stel redelijke zwart-grijze gympen met blauwe veters die zijn voeten omhullen. 

Nu is de kledij niet om over naar huis te spreken, dan heb ik het nog niet eens gehad over zijn uiterlijke voorkomen lichamelijk gezien. Zo zit er achter de dikke glazen een stel bruine ogen, die diep verborgen liggen in de oogkassen omringd door donkere bijna zwarte wallen. Naast wallen onder zijn ogen kent de jongen ook vele puisten en mee-eters die groeien waar ze zin hebben, de één al met een witte kop die elk moment kan uitbarsten en de ander nog rood van het rijpen. Wanneer hij zijn mondhoeken omhoog krult verschijnt een gebit met een vliegdekschip grote overbeet en zijn de tanden even geel als de bladeren van zonnebloemen die elke Ronde van Frankrijk wel weer in beeld komen. Geen prettig aanzicht, want niet elke tand staat recht en in één van zijn mondhoeken zit een puistje verborgen. Daarnaast moet hij zich nodig scheren en is zijn kapsel een grote achtbaan van loopings die plots eindigen wanneer ze daar zin in hebben en ze zijn ook nog eens donkerblond van kleur. Het is ernstig gesteld met deze jongen.

Zo niet met de dame waar hij avonden lang mee praat, wat ook gelijk de wallen onder zijn ogen verklaart. De dame in kwestie bevindt zich nu in de dezelfde ruimte als ons vertelt hij mij. Nog steeds luister ik half naar zijn verhaal en boeit de dame me weinig. Toch werp ik even een blik door de ruimte om te zien wie de kandidaat zou kunnen zijn, er zijn twee dames waarvan ik beide niet in staat acht om met zo'n onnozel figuur te praten. Zijn Dos-verhalen kunnen mij zelfs al niet bekoren, hoe zou dat zijn met iemand van deze twee? Toch vraag ik uit verveelde interesse hoe degene eruit zie. Vervolgens werp ik eens een blik en vraag ik me af hoe deze gesprekken er aan toe moeten gaan.

Het licht laat zijn zachte schijnsel vallen op het bureau van de jongen dat bezaaid is met chips, harde schijven, cd's en de twee bakbeesten met bijbehorend vliegdekschip en biljartlaken. Hij zit op een houten stoel voorover gebogen met zijn puisterige neus tegen het vliegdekschip aan, op het beeldscherm zijn al enkele witte puntjes en bloedspetters van de uitgeknepen puisten te ontdekken en ergens tussen het toetsenbord en beeldscherm lijkt slijm te liggen. De stand van zijn mond verraadt eigenlijk al dat het hier zeker gaat om kwijl; half open, tong er buiten stekend en een zacht druppend geluid bevestigen het des te meer. Naast druppend kwijl is er ook nog getik te horen van de vettige handen die het toetsenbord beroeren. Hij tikt zwoele (of eigenlijke niet genietbare kleffe) zinnetjes naar de dame in kwestie. Ze blijkt hier niet echt voor te vallen aangezien ze al een stalker heeft die enkele mensen bij een brug klaar staan  heeft en wanneer ze voorbij komt met bus of fiets, maken zij daar melding van. Meer niet.

Gelukkig dwaalde ik daar even af, toch kon ik met mijn kleine stukje bij bewust zijnde brein nog wat opvangen waarbij mijn hart wel even een slag oversloeg. Naar het schijnt maakt hij gebruik van een foto met daarop een jongen met kort donkerblond krullend haar, een glimlach op zijn gezicht, bruine ogen en een wit t-shirt met de v-hals. De beschrijving voldoet aan een foto die er enige tijd geleden is gemaakt van mij. Toch maak ik hem er niet attent op en laat ik hem verder gaan met zijn verhaal. Zo weet zij niet dat hij de jongen is waar zij kleffe gesprekken mee heeft en durft hij in het echte leven, hoe verrassend, niet een praatje aan te knopen. Met een geluid dat het midden houdt tussen gorgelen, slikken en snuiten legt hij mij uit hoe lastig dit is. Verrassend genoeg voel ik met deze jongen mee, terwijl ik hem niet ken, hij mij niet boeit en daarnaast is hij ook nog ongelofelijk lelijk. Vervelend voor hem en ik zou willen dat het goed voor hem afliep. Jammer  genoeg voor hem is dat hij geen kans heeft gekregen nog voordat hij begon aan zijn versierpoging. Wellicht had hij eerst zijn research beter moeten doen...

maandag 17 januari 2011

’t Perron

Druk ben ik alle kleren in de kast aan het overhoop halen om de benodigde kledingstukken te vinden voor de oefening. Tot mijn schrik zie ik dat het niks wordt. Ik sta in een niets verhullende witte boxershort voor de spiegel mezelf aan te staren voor de spiegel. Er valt niet te spreken over een buikje, maar ook niet over een gespierde massa. Het is zoals het is en zoals ik het graag zie, ik mag er tevreden mee zijn. Aan de haren die lichtjes door beginnen te komen is te zien dat ik de fase van het kind zijn achter me laat en nu sta ik hier in mijn boxershort. Zonder de kleren die ik nodig heb. Misschien in één van mijn tassen bedenk ik me. Als laatste pak ik mijn grijze schooltas erbij, gelukkig er liggen nog wat muffe gymkleren in die ik wel gebruiken kan.

In mijn sjofele kledij ga ik op weg en al snel kom ik aan in de stad en bij de school waar ik elke dag langs fiets. Onlangs verbouwd waardoor een grote grijze kubus me tegemoet komt met daarachter het oude schoolgebouw met de misselijkmakende groene accenten. Het plein bestaat uit één doorlopende rij van grijze grote vierkante stoeptegels die smetteloos overlopen in de weg waar het gebouw aan ligt. Het enige dat het grijze onderbreekt is de ook al zo vierkante zandbak gevuld met zand en uitwerpselen van de kleine kinderen die er in spelen tijdens de schooldagen.

Eigenlijk heb ik er geen oog meer voor en wanneer ik de school voorbij ben kom ik op het kruispunt dat mij iedere keer doet denken aan een platgeslagen rotonde met zijn ronde vorm, terwijl je met de auto niet eens af kunt slaan. Met de fiets daar in tegen kun je rechts, links en vooruit wanneer je daar behoefte aan hebt en deze keer heb ik dat. Wanneer ik links afsla glijd ik onderuit met de fiets en lig ik  plat op mijn rug met het vervoersmiddel naast mij op de misvormende rotonde. Plat op mijn rug liggende staar ik omhoog naar het wolkendek dat langzaam zichtbaar wordt door de opkomende zon. Nadat ik opgestaan ben leg ik het laatste stukje te voet af, en nog glibber en glijd ik alle kanten op.

Wanneer ik dan eindelijk aangekomen ben bij het parkeerterrein van het centraal station dat deze ‘stad’ rijk is, ga ik nogmaals onderuit. Waarnaar er een zwarte coupéachtige doch met vier deuren en een kofferklep verrijkte auto voorbij komt scheuren. Al slippend glibbert de auto rakelings langs de andere aanwezig auto’s en zo plots als de auto opdoemde zo plotseling is het ook verdwenen. Toch ben ik de auto blijven volgen met mijn ogen en toen de auto verdwenen was kwam er een jonge vrouw mijn blikveld in rennen.

Ergens kwam ze me vaag bekend voor met haar kort geknipte blonde haren, haar oorbellen in de vorm van een stel knopen, het leren jasje – waarvan ik de echtheid van het leer betwijfel – en de mintgroene broek met de bijbehorende kleurige zei het versleten schoenen. Ze stapt verrassend stevig door de sneeuw en uit het gemompel maak ik op dat ze een bus moet halen richting wat men de hoofdstad van het noorden noemt. Hierdoor begin ik mij af te vragen of ze wellicht niet in de war is aangezien deze bus met de hervorming van de nieuwe dienstregeling eruit gehaald is, maar ik krijg de woorden niet over mijn mond en laat haar stevig doorstappen. Nog steeds lig ik op de grond het tafereel gaande te slaan.

Ik besluit ook maar eens omhoog te komen om mijn trein te halen, want ik heb er geen trek in om te laat te komen. Op het perron stap ik zelf verzekerd in de trein en vervolgens rijden de aan elkaar gekoppelde coupés over de rails naar de eerstvolgende halte waar twee mensen mij vergezellen. Een jongen die mij ook al vaag bekend voorkomt en hetzelfde haar heeft dat gelijk is aan het meisje dat ik eerder zag; kort geknipt blond haar, zei het in model gehouden door een klodder gel. Echter is zijn stem te zwaar voor iemand van zijn leeftijd, ik vraag me in mijn gedachten af of dit komt door het vele roken aangezien een pakje sigaretten uit zijn zak steekt. Zijn metgezel is een meisje van dezelfde leeftijd die me met haar lange donker blonde haren gebundeld in een paardenstaart komt vergezellen naast mij op de blauwe stoelen. We raken aan de praat en onderwijl kan ik de gezichten maar niet plaatsen. Hij met een wat ronder hoofd en wat meer gedrongen dan zijn vrouwelijke reisgezel die een langer en slanker figuur heeft en dat terug te zien is in haar gezicht. We praten veel en na twee stops stapt de jongen uit en neemt hij afscheid van ons. Zijn naam ben ik na een minuut alweer vergeten, terwijl het een veel voorkomende naam is kan ik mij nog herinneren.

Zo blijven we met zijn tweeën over en op het eerst volgende station, ergens in het midden van ons kikkerlandje, blijven we even wat langer staan aangezien er wat problemen zijn met niet werkende wissels. Ik staar wat dromerig naar buiten en zie daar aan de andere kant van het spoor op het nabij gelegen perron een jonger meisje zitten met dampende koffie in haar handen. Een beetje onzeker voor zich uit kijkend maar wel met een aardige uitstraling ondanks dat ik haar niet ken. Ik kijk mijn vrouwelijke reisgezel aan en ze kijkt naar me met een blik die ik niet kan plaatsen. De blik roept meer vragen op dan dat het mijn interesse naar de persoon op het bankje beantwoord.

Plotseling weerklinkt er een luid gepiep op in mijn gehoor, openen mijn ogen zich en tasten mijn handen in het duister naar de wekker die afgaat.

zaterdag 15 januari 2011

Radio Supernova

Met een zwaai gaat de deur open van de kleine ietwat benauwde ruimte. Er hangt een drukkende lucht die een hoofdpijn bezorgt die met aspirine nog niet wil weggaan. De deur blijft dan ook open staan om alles even te laten luchten, voor een nog betere doorloop van de lucht wordt het kleine raampje open gezet en een snijdende winter wind blaast nu door de kleine kamer. De ruimte wordt opgesplitst in twee delen door een tussenwand met een groot raam daarin om de andere kant te kunnen bekijken en een deur die ervoor zorgt dat de achterste ruimte te bereiken is. Het is achter deze ruimte waar zich de iMac bevindt waarmee je het laatste nieuws kunt opsporen, maar het belangrijkste is de installatie die naast het apparaat staat. Op het bureau dat langs de wand met het grote raam is geplaatst, staan de twee microfoons die ervoor zorgen dat onze stemmen op de radio zullen verschijnen. Achter de tafel staan twee stoelen die voor het gemak zorgen tijdens een uitzending en rechts op het houten blad staat grof materieel dat ervoor zorgt dat onze stemmen ook daadwerkelijk de ether ingaan. Technisch geneuzel waar ik niks van zal begrijpen. Gelukkig is daar Henk onze technicus die, hoe verbazingwekkend, voor de techniek gaat zorgen. Wat verder technisch geneuzel is, is het feit dat er speciale grijze dingen aan de blauwe muur zijn geplakt die zorgen voor een goede akoestiek en de koptelefonen die over de microfoons hangen waarmee wij, Sebastiaan en Hayden; de muziek kunnen beluisteren uit de uitzending, Henk kunnen horen vanaf de andere kant en we elkaar kunnen verstaan.

Niet onbelangrijk is de andere kant, de ruimte waar we samen met zijn drieën staan boordevol gezonde spanning. In deze ruimte staat een groot zwart paneel met allemaal knopjes, regelaars en lichtjes die gaan flikkeren wanneer de uitzending aan de gang is. Verder staan hier twee beeldschermen en een computer waarop nog meer technische dingetjes op te zien zijn die mij weinig interesseren en waar ik hopelijk ook zo weinig mogelijk mee te maken zal hebben. Daarnaast is ook hier een microfoon waarmee Henk met ons zal kunnen communiceren, en het nieuws kan presenteren met zijn monotone en droge stem.

Je ziet het, we mogen presenteren en nemen de voor ons bekende radiostudio in ons op, maar het lijkt alsof we de ruimte weer voor het eerst zien nu we daadwerkelijk mogen uitzenden in dat kleine half uurtje. De lokale radiozender ging al snel akkoord en na enig gediscussieer is ook school akkoord gegaan. Zijn er voorwaarden gesteld? Weinig, wanneer we maar voldoen aan de richtlijnen die school gesteld heeft, en we dus religies en andere belangrijke zaken voor school niet te niet doen, is het goed. Dat moet lukken aangezien we alle drie opvattingen hebben die regelrecht uit de jaren '60 zijn gewandeld en we dus open staan voor nieuwe dingen. Daarnaast hebben we ook een bijzondere god, die verdomd goed gitaar kan spelen.

Het is tijd voor Hayden en mij dat we plaats nemen achter de twee microfoons en dat Henk de regie in handen gaat nemen. Het eerste dat we wilden was dat we begonnen met muziek, we proberen namelijk de goede en juiste muziek weer naar de mensen toe te brengen en geen commerciële troep die heden dag op de ether te horen is. We mogen dan een klein publiek bereiken, ergens moet het beginnen is onze gedachte. Dus we beginnen dan ook met Stand By Me, het nummer waar wij onze naam uit ontlenen. De britpop trilt nu door de lucht in de verschillende ruimtes waar de radio staat afgestemd op het lokale radiostation en ons eigen Radio Supernova. Een opgeluchte zucht weerklinkt uit mijn mond nu we eindelijk on air zijn en Hayden en Henk hebben een brede glimlach op hun gezicht.

De secondes tikken voorbij en het nummer komt tot een einde. Henk en ik hebben unaniem besloten dat Hayden de aftrap mocht doen van ons muziekprogramma. 'Radio Supernova is tot een uitbarsting gekomen!', klinkt het enthousiast en met een doordrenkt Fries accent uit de mond van onze filosoof. 'Je hoorde zonet de worker-class muzikanten uit Manchester, genaamd Oasis met hun hit Stand By Me. Het nummer waar wij onze naam aan ontlenen.' Het is een feit, de spanning is er af en de opluchting is groot, de muziek was al in de ether en nu zijn onze stemmen dat ook. 'En zo is het maar net Hayden. In de videoclip die op de tv te zien is, waar alleen maar commerciële troep op vertoond wordt, is in het eerste shot een beeld te zien van het denkbeeldige Radio Supernova.', vervolg ik mijn collega droogjes. 'Nu snel door met het volgende nummer, we zenden dan wel uit vanuit een schoolgebouw, het deert ons niet om dit even te draaien. Een klassieker met de briljante tekst: We don't need no education. Hier is Another Brick On The Wall (Part II)!'

De rest van de uitzending wordt opgevuld met nog meer klassiekers om de volgende uitzending te vullen met toekomstige klassiekers en nu over het hoofd gezien zijnde hits. Natuurlijk zijn er wat schoonheidsfoutjes, zo valt er zo nu en dan een hele korte stilte omdat we elkaar nog niet zo heel goed aanvullen en waren de zenuwen duidelijk hoorbaar tijdens de presentatie van ons nieuwsbulletin, muzieknieuws wel te verstaan. Mochten we later groter worden dan komt er ook nieuws dat er echt toedoet, voor nu hoeft dit niet omdat voor ons al een actualiteitenprogramma zit geprogrammeerd. Ook deze show wordt gemaakt door leerlingen van onze school, maar zal het natuurlijk niet halen bij ons en de bijbehorende uitstraling. Echter, we moeten even braafjes beginnen om het vertrouwen te winnen, maar hebben we het dan, is het tijd om los te gaan. Om los te gaan in dat ene kleine half uurtje Radio Supernova.

vrijdag 14 januari 2011

‘t Toneelstuk

Rustig sla ik het tafereel gaande dat zich binnen mijn blikveld afspeelt. De geheel witte vrachtwagen staat met oplegger en al schuin op de weg, het kan geen kant op door de grote donkerblauwe gezinsauto die onnozel staat geparkeerd aan wat de kant van weg zou moeten heten. Zodoende blokkeert  deze de vrachtwagen waardoor de chauffeur nijdig voor zich uit begint te kijken. Vanuit mijn positie op het bankje zie ik dat de chauffeur steun begint te zoeken bij zijn handen en de cabine van de vrachtwagen. Wanneer hij zijn hoofd laat rusten op zijn arm, die weer tegen het portier aan steunt, begint hij verveeld te claxonneren. Echter gebeurt er niets.

Totdat er een man komt aanlopen met grijs haar en een bijpassend sober reistasje dat om zijn schouders hangt. Eerst denk ik te menen dat dit de bestuurder is van de auto die het verkeer hier nu al enkele minuten ophoudt. Echter is het gewoon een omstander die samen met de inmiddels uitgestapte vrachtwagenchauffeur een weg probeert te vinden tussen de verkeerd staande gezinsauto en het ander goed geparkeerde babyblauwe vehikel. De kleine chauffeur begint driftig heen en weer te lopen en de rode jas wappert wild om zich heen en versterkt het gevoel bij mij alleen maar dat meneer kwaad begint te worden.

Wanneer de omstander ook niet van dienst kan zijn voor de chauffeur besluit hij maar even te blijven wachten bij de auto, die al die tijd gewoon stationair loopt. De lichten branden en je zou zo denken dat de eigenaar na een korte boodschap terugkomt, alleen zijn er al wat minuten verstreken sinds het begin van dit toneelstuk. De chauffeur besluit dan meer weer te gaan zitten in zijn cabine waar hij nu gas begint te geven en toch een poging waagt om erdoorheen te komen. Nee, er is geen ontkomen aan: het kan niet.

Plots komt de trein gele trein aandenderen en remt deze stevig af om te stoppen bij het station. Enkele momenten later volgt er een menigte waarbij de een rustig wandelt en de ander naar zijn plaats van bestemming rent. Zo ook een wat onverzorgde man met lange vette haren die haastig aankomt lopen met de sleutel in zijn hand. Met een vieze grijns op zijn gezicht excuseert hij zich tegenover de vrachtwagenchauffeur die nu woest en toch verveeld in zijn cabine zit, maar tegelijkertijd een opgeluchte indruk maakt. Wanneer de auto wegrijdt, volgt de vrachtwagen vrijwel direct en lost het tafereel als vanzelf op.

Al snel daarna komt er een man met kalend hoofd en van middelbare leeftijd, zo schat ik, voorbij hollen. Het loopje houdt het midden tussen het denken dat hij een schlemiel is en anderzijds wel iemand met een kunstheup. Tegelijkertijd heb ik met hem te doen; je ziet de andere aanwezigen hem volgen en wanneer hij een boerenpummel voorbij rent, kijkt de plattelander hem nog eens stevig na. De man trekt zich er niets van aan en vervolgt zijn weg met zijn loopje dat zo afkomstig lijkt te zijn van een niet nader te noemen Britse komedieserie. Je vraagt je af wat zijn redenen zijn om zo te rennen door de stad, vooral wanneer je kijkt naar de richting waar hij heen rent. Niet zoals gebruikelijk is richting de bus of de trein, maar juist richting het centrum.

Onderwijl moet ik ook even denken aan de vrachtwagenchauffeur, waar hij zich nu bevindt en wat hij nu aan het doen is; zit hij nog steeds geïrriteerd achter het stuur of blèrt hij mee op een Nederlandstalige radiozender? Of de man met het onverzorgde voorkomen en zijn gezinsauto. Ze gaan hun eigen weg en je zult niet weten hoe deze drie mensen – de chauffeur, de automobilist en de schlemiel – hun dag eindigen en welk huis zij instappen aan het eind van de werkdag. Wellicht zit de chauffeur nog op de weg, de automobilist zal waarschijnlijk bij een rijtjeswoning aan de rand van de stad zijn thuis hebben en de schlemiel? Een goedkope flatwoning waar de lift een permanente geur heeft die een mix is van zure melk, de snackbar om de hoek en de aroma van enkele rokende mensen.

Ik stap de bus in en wanneer ik mijn plek gevonden heb kijk ik nog eens naar de plaats waar zich net dit straattoneel voordeed. Nu is er niks meer te zien, alleen dat wat ik elke dag gratis krijg te zien, maar met een voldaan gevoel kijk ik de bus in. Het voertuig komt in beweging; ik laat het toneel waar constant voorstellingen zijn achter mij en onderwijl kijk ik alweer uit naar het volgende toneelstuk dat ik zal tegenkomen.

donderdag 6 januari 2011

een Gedachteregen

De regen valt in kleine spatjes onregelmatig neer op de grijze tegels en op de maat van de muziek zet ik stap na stap op de door met kleine spatten nat, kil en koud geworden ondergrond. Onderwijl begin ik te peinzen over alledaagse dingetjes en onderwerpen waar ik al een tijdje mee rond loop; over mensen waar ik me aan erger, over schoolzaken en typisch jeugdig geneuzel. Rustig blijf ik op de maat meelopen naar het bushokje en begin ik te beseffen dat het er al een tijdje aan zat te komen. 

Wanneer ik dan in de bus zit die me terug zal vervoeren naar Heerenveen besef ik me dat het antwoord wel eens heel simpel kan zijn, dat de oorzaak van het duffe en lege gevoel school is. Wellicht wordt de gedachte versterkt doordat het de donderdag is, de dag dat we praktisch bezig horen te zijn. Maar dat zijn we niet. In ieder geval ben ik niet bezig met waar ik mee bezig hoor te zijn, het zijn deze dagen, dat ik niks doe, het zwaarst wegen voor mij mentaal. Door dit soort dagen zit ik zoals ik nu zit in de bus; uitgeput, starend in het niets en mijmerend over het leven in de breedste zin van het woord.

Soms schiet er een gedachte door mijn hoofd die te maken heeft met de regen die nu zachtjes los komt van de wolken en ons niet verblijdt met zijn natte en kille bedoelingen. Toch zullen de meeste gedachten gaan over school en alles wat daarbij hoort. Zo vraag ik me bij de laatste bushalte van onze lijn in Drachten af of ik echt wel het juiste heb gekozen. Fotograferen is leuk, maar mezelf als fotograaf zie ik zeker niet. Het is een pret-opleiding, één van de ergste soort. Wellicht had ik toch bij journalistiek moeten blijven, maar zie ik mezelf later als journalist achter een bureau zitten mijn stukjes tikkend of voor een camera om iets te presenteren? Nee, dat doe ik ook niet.

Zie ik mezelf wel aan het werk, kan ik me dan beter afvragen. Het antwoord is hoe verrassend, niet. Het zijn dit soort gedachten die me ellenlang bezig kunnen houden. Soms zo diep verzonken dat ik schrik wanneer iets of iemand zich beweegt in de bus. De schrik hoeft niet groot te zijn, maar wanneer deze er is weet ik al hoever ik van de wereld vandaan ben. Ondertussen blijft het muzieknummer, dat ik aan het begin van deze gedachtegang luisterde, maar door mijn hoofd spoken.

Zo vraag ik me af bij binnenkomst van Heerenveen of ik wellicht niet te aardig ben. Ben ik te goed voor alles en iedereen en laat ik iedereen maar zijn gang gaan wanneer deze bij me komt aankloppen. Maar het komt ook niet in me op om nee te zeggen, een vervelende eigenschap op één moment, echter ben ik er voor de rest toch wel trots op. Het kan mij dan ook niet deren hoe anderen erover denken en ondertussen komt er ergens een agressieve, depressieve en sentimentele Rutger omhoog drijven met een gedachte waarvan hij liever niet ziet dat het waarheid wordt. Onderwijl is het harder begonnen met regenen.

Wanneer de bus tot stilstand komt op zijn eindhalte in Heerenveen stap ik de regen in die nu met dikke druppen naar beneden valt. Veel mensen gebruiken hun altijd nutteloze capuchon om de regen enigszins een halt toe te roepen, ik hou deze expres naar beneden en stap met goede moed de fiets op om de laatste twintig minuten naar huis af te leggen. De wind staat gunstig en met de muziek die in mijn oren schalt fiets ik in een stevige tred door naar het warme huis. 

Bij elke kilometer die ik dichterbij huis kom wordt mijn hoofd rustiger en rustiger. De regen spoelt de zorgen uit mijn hoofd en in elke druppel die van mijn gezicht afvalt zit een stukje onrust. Wanneer de druppel dan neervalt op het natte asfalt spat de zorg uit elkaar en voert deze mee op de wind richting het niets. Het lost op en ik zie het voorlopig niet terug. De positiviteit en energie kan weer terugkeren en zo maak ik mij op voor weer een dag school wanneer bij het uitlopen van het schoolgebouw aan het einde van de schooldag het ritueel overnieuw begint.

maandag 3 januari 2011

het Overdrijven als Expertise

De witte lade komt al piepend in beweging en de inhoud schuift langzaam naar me toe; koekjes, brood, beleg en andere deegsoorten liggen te wachten in de la om op gegeten te worden. Ik pak de broodzak waar nog vier sneetjes in zitten, waarvan er één het kontje is en een ander voor vijftig procent bestaat uit het taaie uiteinde van brood en het witte zachte binnenste. Zo blijven er twee stukken over om te consumeren. Het is maandagochtend, de eerste maandagochtend na de kerstvakantie. Twee weken vakantie gevierd waarin weinig tot niets in gebeurt is. Datgene wat er gebeurt is maakt het tot een des te interessantere vakantie dan gemiddeld het geval is en maken van deze maandag een andere eerste schooldag na de vakantie dan anders.

Ondertussen heb ik mijn brood besmeert met een oer Hollandsch beleg, pindakaas. Met het bord met pindakaas in de ene en een kopje koffie met melk en suiker in de andere loop ik met een redelijk slaperig hoofd richting de zwarte bank die mij al op staat te wachten om hem te vergezellen met mijn achtereinde. Met een druk op de knop springt de televisie aan en zap ik naar het journaal en vervolgens naar het ontbijtnieuws om op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen in de wereld. Echter dringen beide nieuws bulletins niet echt tot me door, ik ben met mijn hoofd al verder op de dag. Bij school.

De zenuwen banen langzaam maar zeker een weg door mijn lijf richting mijn hoofd, de tinteling is voelbaar van mijn kleine teen van mijn rechtervoet tot aan mijn oorlel van mijn linkeroor. Het is een gezonde spanning, eentje die ik ook altijd had voordat een voetbalwedstrijd begon op de zaterdagochtend ergens op een voetbalveld van een amateurvereniging in Friesland, de ene keer in Oudehaske en anders wel in Woudsend of Lemmer. Een gezonde spanning die je laat uitkijken naar wat komen gaat nadat het fluitsignaal heeft geklonken. Dit is vergelijkbaar en ik kan mij twee momenten in mijn schoolleven herinneren dat ik deze eerder gehad heb.

De eerste is anderhalf jaar geleden geweest, toen ik begon met de nieuwe opleiding op een nieuwe school begon waar ik geheel in mijn eentje was. Echter heeft deze nooit zo'n onuitwisbare uitdrukking op gemaakt zoals de andere dat wel heeft gedaan. Kijkend naar mijn volgers van mijn weblog-pagina besef ik me dat ik nu een gebied betreed wat lastig kan zijn. Ondertussen is het stuk brood met pindakaas succesvol door mijn keel gegleden en geniet ik nu nog even na met een kopje koffie. Het brengt de rust die ik destijds miste.

Het is nu zo'n twee en half jaar geleden gok ik. Het was een maandagochtend, een doorsnee maandagochtend, zo'n één die een gewoon weekend opvolgde. Ik kende dezelfde zenuwen en het gehele voorval waardoor ik deze zenuwen had zal ik niet uitleggen, echter zorgde het ervoor dat ik niet verder kwam  dan het weer. Het kan natuurlijk ook iets anders zijn geweest, maar in mijn beleving is het zo geweest dat we met zijn tweeën op het bankje zaten en ik vroeg naar het weer, en nu ik er zo over nadenk (en op andere momenten) denk ik: wat ben ik dom bezig geweest toentertijd. Niet alleen dat moment, ook wat er aan vooraf ging is iets wat ik anders had moeten aanpakken, wellicht was het dan wel heel anders gelopen.

Uiteindelijk zorgde het ervoor dat ik het op de meest belachelijke wijze heb kunnen vergeten, eentje die ik hier ook niet zal neerzetten, maar wat wel heel effectief bleek te zijn. De lucht was geklaard en ik kon weer normaal de winkel binnen stappen of op een ander moment het praatje aankopen. Toen was het een gezonde spanning en liep het uit op een fiasco, vandaag zijn de zenuwen vergelijkbaar maar ik verwacht niet dat het op dezelfde manier zal eindigen en dan weer zal verdergaan - denk daar maar eens over na.

Dit wordt alleen maar bevestigt nadat we zijn aangekomen in Drachten en de chauffeurswissel plaatsvindt. Op mijn iPod zingt míjn favoriete band uit Manchester over de Songbird van de zanger, de gitarist of wellicht die van mij, wie zal het zeggen? In ieder geval is het een nummer dat al zo vaak is genoemd in mijn schrijfsels dat het bijna een cliché wordt, echter zal het ook elke keer terugkeren wanneer dat mogelijk is. Onderwijl komt de nieuwe chauffeur binnen stappen en zie ik tot mijn mooie verbazing dat het de buschauffeur is waarvan ik denk dat hij ons elk moment kan laten terugreizen in de tijd naar het jaar 1969, naar Woodstock. De voortekenen zijn goed en aangezien ik niet meer geloof in het toeval neemt mijn vertrouwen toe.

Eenmaal op school aangekomen nemen de zenuwen alleen maar toe en wanneer het moment daar is, dan komt het tot: tot het geven van mijn kaartje aan de desbetreffende persoon voor wie dit is en onderwijl staat deze met het hoofdonderwerp te praten. Een klein uur later komt het ter sprake met twee vrienden en blijkt er  één van hen scherp te zijn door met de conclusie te komen dat ik er ook al awkward heen liep. Iets waar ik niks aan toe te voegen heb.

Later, op de terugweg naar huis die door middel van het gebruik van de fiets plaatsvindt, besef ik me dat het  me op deze manier niks gaat opleveren en is het nog eens te meer de bevestiging dat ik een expert ben in het overdrijven van iets dat klein hoort te blijven. Op dat moment maak ik ook met mezelf de belofte dat ik me hier over heen moet zetten en moet denken dat ik groter ben dan de zenuwen die me alleen maar belemmeren in mijn uiteindelijke doel. Dat doel staat dichter bij me dan het ooit geweest zal zijn, echter moet ik het nu ook niet verder van me af laten staan dan dat de werkelijkheid doet vermoeden. De wil, de weg en de afstand zijn er, nu nog de route zien te vinden om de afstand te overbruggen.