maandag 14 maart 2011

de Excuserende en Verlangende Kus

Het is midden in de nacht wanneer de jongen door het plaatsje fietst waar de laatste mensen het licht van het nachtkastje uitdoen en wellicht de eerste mensen al naast hun bed staan om de dingen te doen die ze afgesproken hebben op dit vroege tijdstip. De jongen fietst met de herkenbare, verwaaide zwarte krullen over het verlaten fietspad. Zijn bruine ogen lichten bij het passeren van een lantaarnpaal op en lijken al het licht in zich op te nemen van de lichtbron, hierdoor is er een vrolijke twinkeling te ontwaren in zijn ogen. Al vrij snel steekt hij de weg over die parallel loopt aan het fietspad. Het stuk asfalt kent overdag een drukte van vanjewelste en in die drukte komt om het uur de streekbus vlak langs de bestemming van het mannelijke fietsende figuur.

In de woonwijk van de betreffende woning heerst slapende rust, een deken van sterren ligt over de huizen heen en de mensen gebruiken de nacht om uit te rusten en te dromen. De jongen is op zoek naar een slaapplaats, hij heeft geen zin meer om het hele end over het platteland terug te fietsen naar huis en het andere slaapadres in deze plaats is op vakantie, dan rest hem alleen nog de optie die onhaalbaar lijkt. Toch wil hij het tegen beter weten in proberen.

Hij draait de kleine docht netjes onderhouden oprit op en ontwijkt de donkere stationwagen die daar staat geparkeerd. Stilletjes zet hij de fiets tegen de muur van de woning, naast de witte voordeur. Nerveus drukt hij op de bel en door het huis weerklinkt het ergerlijke geluid, wat door de slapende mensen zal worden aangezien als een wekker. Door het schijnsel dat boven hem in een flits aanspringt kijkt hij omhoog, er is iemand wakker geworden en stilletjes bidt hij dat het de juiste persoon is die daar het bed uitstapt. Zijn gebeden worden gehoord.

Met een klik gaat de deur van het slot, waarop met een zwaai van de deur het meisje zichtbaar wordt waar hij op gehoopt had. Na een vriendschap die twee jaar geleden te grabbel werd gegooid, staat hij opeens weer voor de deur met zijn nog steeds herkenbare krullen, ze schrikt ervan en hij stamelt iets in de trant of hij kan blijven slapen omdat hij nergens anders kan dromen. Na enige vertwijfeling, zegt ze met een zachte slaperige stem – en onderwijl kijkt ze hem strak aan met haar nog steeds betoverende bruine ogen – dat het goed is. De jongen slaakt een zucht van verlichting.

Op de overloop volgt hij haar rossige, bruine en krullende haar dat lichtjes op en neer danst. Eenmaal in de vrolijke en fleurige kamer aangekomen slaat hij een arm om haar heen en geeft hij haar een liefdevolle kus op de wang. Een kus waarin de dank voor de slaapplek in ligt, maar ook het excuus van het weggooien van een mooie vriendschap en het terug verlangen naar dezelfde vriendschap. Zij antwoord door haar hoofd even tegen zijn zacht op en neer gaande borst te leggen. Zo staan ze daar en blijven ze daar staan tot de hemel lichtjes op kleurt en ze zich overgeven aan de vermoeidheid.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten