dinsdag 8 maart 2011

de Eerste Dagen van de Lente

De zon schijnt sterk, met een naar oranje neigende gloed, de kamer binnen. Zo op het einde van de dag laat de altijd schijnende ster even zien wat het in huis heeft, waarom hij altijd schijnt en wat zijn doel is: licht brengen aan een anders wel erg duistere wereld. Stel jezelf eens voor hoe het zou zijn als een donkerblauw gekleurd deken, gevuld met sterren, altijd over onze platte- en puntdaken ligt. Inderdaad, dat bedoel ik; en nu maart begonnen is, het kwik langzaam omhoog begint te klimmen naar grotere getallen in de thermometer en het laatste ijs langzaam van de sloten en vijvers begint te verdwijnen, mogen we stellen dat de eerste dagen van de lente aangebroken zijn.

Het seizoen is astrologisch gezien nog niet begonnen, maar meteorologisch gezien wel; de zon schijnt anders dan dat die in de winter doet aan een eenzelfde strak blauwe hemel, zoals die er vandaag en gisteren was. In de winter lijk je in staat te zijn de kou van de grond af te schrapen, niet in de vorm van sneeuw, maar met enige fantasie sta je met een hark het er af te harken. Of voor de mensen zonder fantasie: kijk naar de takken die treurig en doods naar beneden hangen. Echter lijken de takken tijdens de eerste dagen van de lente hoger te hangen, nog steeds doods, maar wel langzaam oprijzend uit de bevroren as.

Kijkend om me heen besef ik me dat we met zijn allen als een stel feniksen oprijzen uit de as die winter heet. Langzaam mogen we dromen van een laag minder om ons lichaam, langzaam mogen we dromen van bloemen die door komen, langzaam mogen we dromen van vogels die beginnen te tsjilpen, langzaam mogen we dromen van de eerste keer dat we op het terras kunnen zitten, langzaam mogen we dromen van de zomer en langzaam mogen we dromen van het hand in hand lopen met je geliefde. Langzaam mag ík hier toch wel van beginnen te dromen, toch?

Waarom, weer kijk ik eens om me heen, mag dat dit jaar dan nog niet het geval zijn? De lente laat ons toch de gevoelens jegens iemand anders tot ons hoofd stijgen? Laat ze ons toch weer hervinden wanneer we ze kwijt zijn geraakt? Toch zie ik deze eerste dagen van de lente dat het opvallend vaak niet het geval is. Bij sommigen is de as bevroren en lijkt de tijd niet vooruit te branden; de as waait weg doordat koning Winter nog even wilde laten zien waar hij tot in staat is. Hij wilde zich nog niet gewonnen geven in een al verloren wedstrijd.

Nee, het lijkt wel of zijne Koninklijke hoogheid zijn onverdiende troon niet wil overdragen aan de bloemen, de bladeren en al het andere groen dat staat te popelen; een al gewonnen revolutie waar de majesteit zich nog niet bij wil neerleggen, zo’n revolutie die heden dag de trend lijkt te zijn. De vijver in onze tuin kent nog een groot drijvende stuk ijs, terwijl ergens anders, in de bomen, de vogels ’s ochtends al hun paringsdans uitvoeren. Wellicht loop ik te hard van stapel en mag dit nog geen eerste dagen van de lente heten en is dit nog maar een keerpunt in het jaar van treurnis naar euforie.

De euforie is nochtans ver te zoeken en dus is treurnis nog steeds af te schrapen van het land en de daarop wandelende mensen. De meeste mensen voelen hun borst nog niet warm worden door de zonnestralen en zien de twee vogels nog niet hun dans uitvoeren van de lente. Terwijl van de mensen  die anders gruwelen van meer zonlicht – en ook nog eens het liefst op een duistere plek bivakkeren – hun borst rood begint te gloeien door de eerste dagen van de lente. Zelf verkies ik de gulden middenweg; feitelijk gezien heb ik alle reden tot het aansluiten bij de eerste groep mensen, maar ondertussen gloeit mijn borst heviger dan ik had durven dromen zo  tijdens de laatste dagen van de winter. En dat allemaal dankzij het aanbreken van de eerste dagen van de lente...

Geen opmerkingen:

Een reactie posten