vrijdag 25 februari 2011

Eenzaam… Londen

De herfstwind waait guur over de vrijwel uitgestorven straat. De mensenmassa die anders links en rechts van mij loopt en waar ik dan geen oog voor heb, is nu verdwenen en ik betrap me er op dat ik ze mis. In mijn eentje struin ik over het trottoir. Zo nu en dan rijdt er een auto vlak langs de stoeprand in een plas regenwater waardoor de vloeistof hoog opspat en mij net niet weet te raken. De waterdruppels kleuren de stoeptegels van lichtgrijs in donkergrijs en zodoende wordt de troosteloosheid die heerst nog verder aangedikt.

Deze keer kan ik de details in me opnemen, en daar baal ik van; oude, vies bruine arbeiderswoningen die tot vier hoog rijzen en dicht op elkaar staan geplakt, verzakte donkergrijze stoeptegels, geen bevolking en het gemis van het gedans van eerder dit jaar zorgen voor een neerwaarts gaande spiraal in mijn hoofd. De kleuren die ik nu kan herkennen stellen mij niet tevreden en in niets lijkt het nog op Oxford Street die ik me herinner van de lente van vorig jaar.

De bebaarde gitarist is verdwenen samen met de zon waar hij over zong en de blauwe lucht die zo vaak gepaard gaat met de grote altijd schijnende ster, die verstopt zit achter de grijze bewolking. Zachtjes begint de regen los te komen van het wolkendek en stiekem hoop ik dat de grijze en zwarte wolken oplossen doordat de druppels neervallen op mij en de andere mensen die zich op straat durven te begeven, waardoor het droog wordt en het zonnetje kan schijnen. Het mag niet baten. Even later is het zelfs harder begonnen met regenen en sta ik samen met nog twee mensen onder een portiek te schuilen.

Een man van middelbare leeftijd met kort zwaar haar waar grijze haren al in beginnen door te komen. Verder valt een grote bruine van wol gemaakte trui te ontdekken onder de zwart gekleurde winterjas, met daaronder een simpele niet opvallende spijkerbroek en een bijpassend paar grote werk schoenen. Hij zou niet opvallen in deze kledij, goed ingepakt zodat het lijkt alsof hij uit het ouderlijk huis is gestapt nadat moeder hem goed aankleedde, ware het niet dat zijn hoofd en voeten te groot zijn in verhouding tot zijn gedrongen lichaam. De aanblik is een aanslag op mijn lachspieren, maar ik weet me in te houden, net zoals het volwassen meisje dat aan de andere kant staat van de man.

Gehuld in een zwarte winterjas, inclusief modieus sjaaltje, en een witte rok met zwart bloemetjesmotief is het zeker geen verkeerde aanblik. Tel daar het rossige haar, waar de stijltang bij langs gegaan is, bruine ogen en zwarte vierkante bril bij op en het beeld is compleet. Ze staat in groot contrast met onze komische metgezel; aantrekkelijk ogend en ze komt op mij intelligent en grappig over. Op het moment dat ik denk dat ik misschien maar een gesprek moet aankopen, gaat ze ervandoor, al snel volgt ook de man en zo sta ik nog alleen in het donkere en droge portiek.

Wanneer ik over de straat kijk zie ik dat de underground niet ver hier vandaan is, op dat moment gaat de wind liggen en zodoende waait de regen niet meer met dikke spatten tegen je aan als je onder je schuilplaats vandaan komt. Een geschikt moment om naar de metro te gaan.

Deze keer betaal ik wel, spring ik niet over de toegangspoortjes en ren ik niet het metrostelsel in omdat het personeel achter me aan zit. In mijn eentje wandel ik rustig over het station, naar het perron, het achterste stel in van de al wachtende metro en neem ik plaats in een vrijwel lege van lelijk staal gemaakte transportmiddel. Tegenover me zit een ouder echtpaar met de boodschappentassen en wandelstokken rustig de krant door te nemen. Verderop zit hetzelfde volwassen meisje als zonet, ik laat haar lekker rustig zitten.

Schokkend komt de metro in beweging en zet het koers naar het park waar ik hopelijk iets terug hoop te zien wat me aan de lente doet herinneren. In de verte doet het volwassen meisje dat ook met haar rok, maar niet genoeg om deze dag nog enigszins op te vrolijken. Dan maar de muziek in de oren stoppen en daar wat nummers luisteren die me aan die vervlogen tijd doen herinneren. Daardoor verloopt de rit ook sneller dan gedacht en dus stap ik uit bij Hyde Park. Ik loop de trap op en kijk eens om me heen; het park ligt er in ieder geval nog hetzelfde bij als toen. De bomen zijn nog overwegend groen, hier en daar is al een bruine of gele vlek te ontdekken, maar over het algemeen staan ze er nog rooskleurig bij.

De troosteloosheid is hierdoor minder aanwezig dan op Oxford Street en dat is een gunstig voorteken. Hoe dichter ik bij het park kom, hoe meer geluiden er aanzwengelen, waaronder een herkenbare stem. Mijn wandeltempo verandert in een stevige looppas om te zien of het de pianiste is van toen en tot mijn verbazing is ze het. Ze zingt een ander nummer dan ze toen destijds deed, maar het maakt mijn dag goed. Het gezang dat doordrenkt is met het Cockneyaccent, zorgt voor een warm gevoel in mijn lichaam en een zonnetje dat door de wolken breekt, in mijn hoofd althans; buiten is het nog steeds troosteloos en miezert het. En sta ik nog steeds alleen zonder een bloemenjurkje aan mijn zijde.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten