woensdag 16 februari 2011

Achtbaan van Emoties

Het kind naast mij stuitert op en neer met van boven en naar beneden deinende blonden krullen en een rood aangelopen hoofd. De ogen fijn dichtgeknepen en zijn mond wagen wijd open waaruit een lang gerekte schreeuw klinkt. Abrupt stopt deze, evenals het stuiteren. Nog luid snikkend en hikkend zegt hij dat hij niks kan doen aan deze driftbuien tegen zijn ouders, die zichzelf in veiligheid hebben gebracht door een eindje verderop te gaan staan. Vader kwaad dat zijn zoon weer eens verandert is in een stuiterbal en moeder kijkt met een bezorgde blik toe en houdt haar mond.

Ik voel mee met het leed van het jongetje, het raakt mij en het voelt alsof ik het zelf mee gemaakt heb. De machteloosheid is af te lezen van de houding van het jongetje met de blonde krullen, vooral de woorden dat hij hier niks aan kan doen benadrukken dit gevoel. Ik zou graag een hand op zijn hoofd willen leggen, zijn heen en weer stuiteren tegenhouden en de rust terug brengen in zijn hoofd. De kortsluiting die dan plaatsvindt voorkomen.

Alleen kan dat niet, zijn ouders staan al net zo machteloos als dat ik doe, en met name het jongetje zelf doet. De ouders laten hem zijn gang gaan, op en neer stuiterend en mensen verrot scheldend. Tegenhouden heeft geen zin, de grens is al overschreden en dus komt de grens van wat door de beugel kan steeds verder te liggen – als die er al is.

Langzaam verandert het beeld van het jongetje en zijn bezorgde en kwade ouders in een zwarte gedaante die een schermutseling heeft met twee oudere jongens. Hij weet te ontkomen en rent naar buiten over de oprijlaan, het gras in, richting de vijver. Een zware stem tiert dat hij maar beter de vijver kan inspringen. Voor een moment overweegt hij dit te doen, in plaats daarvan gooit hij het nabij staande tafeltje in het water en loopt hij verder door het gras richting de weg.

In de verte ziet hij twee gele lichten aan komen en ergens in zijn hoofd is er geen kortsluiting meer, maar een werkelijke explosie die alles lam legt. De zwarte gedaante besluit op de weg te gaan liggen, maar wanneer hij ligt wordt de explosie ingedamd en staat hij zelfstandig op om vervolgens in de berm beet gepakt te worden door de twee oudere jongens. Stevig omklemmen ze hem en onderwijl schreeuwt een vrouw met overslaande stem woorden die niet doorkomen.

De gedaante vraagt of de houdgreep losser mag, langzaam komt hij tot inkeer en kan hij rustig aan de kant van het fietspad gaan zitten. Al snel staat het op en loopt hij weg, nadat het zijn kapotte trui op de weg heeft gegooid, richting het achter het huis gelegen industrieterrein. Daar gaat hij onder een lantaarnpaal staan en schreeuwt keihard dat ze eens in zijn schoenen moeten staan om te ervaren en te voelen hoe rot dit is. Een kreet uit het binnenste van zijn ziel. En hier voel ik weer mee met de gedaante, vooral ook omdat de zwarte gedaante mij bekend voor komt.

Weer verandert het beeld, van de nachtelijke omgeving van een ruziënde familie in een jongen met een te grote bril en overhemd achter zijn ook al te grote beeldscherm. Naast het beeldscherm staat nog zo’n type beeldscherm formaat vliegdekschip. Met zijn puisterige neus tegen het beeldscherm aangedrukt, biggelt er een traan onder het glas vandaan over zijn wang en valt het op het door kwijl doordrenkte toetsenbord.

Het toetsenbord dat er voor zorgde dat hij kon praten, waar hij dat in het echt naliet en niet aankon. Niet alleen in dit geval, ook andere keren faalde hij de woorden de kracht mee te geven op de momenten dat het moest – in het echt – in plaats van op de momenten dat het er niet toedeed – digitaal. Net zoals bij de andere beelden, voelt dit als een stukje van mij.

Dit laatste beeld is kort en vervaagd al snel om zich te vormen tot een nieuw beeld. Ik kijk tegen een smerig plafond aan en een stoffige waaier die alleen in de zomer zijn werk hoeft te doen wanneer de gehele dag de zon volop mijn kamer schijnt. Alleen hoeft dat niet met dit ochtendzonnetje in de wintermaanden en met het wakker worden realiseer ik mij dat ik verplichte dingen niet hoef te doen door het voorval van gisteren. Echter, moet ik ook, wellicht vervelende, dingen doen door het voorval van gisteren en voorvallen in het verleden.

Eerlijk gezegd voelt het openen van de ogen na een lange nacht van rust, niet als het gewenste wakker worden met de vogeltjes die fluiten en het zonnetje dat lekker schijnt op mijn boze bolletje. De achtbaan van emoties is hiermee weer een nieuw rondje in gegaan en zal jammerlijk genoeg nog lang niet tot een einde komen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten