maandag 17 januari 2011

’t Perron

Druk ben ik alle kleren in de kast aan het overhoop halen om de benodigde kledingstukken te vinden voor de oefening. Tot mijn schrik zie ik dat het niks wordt. Ik sta in een niets verhullende witte boxershort voor de spiegel mezelf aan te staren voor de spiegel. Er valt niet te spreken over een buikje, maar ook niet over een gespierde massa. Het is zoals het is en zoals ik het graag zie, ik mag er tevreden mee zijn. Aan de haren die lichtjes door beginnen te komen is te zien dat ik de fase van het kind zijn achter me laat en nu sta ik hier in mijn boxershort. Zonder de kleren die ik nodig heb. Misschien in één van mijn tassen bedenk ik me. Als laatste pak ik mijn grijze schooltas erbij, gelukkig er liggen nog wat muffe gymkleren in die ik wel gebruiken kan.

In mijn sjofele kledij ga ik op weg en al snel kom ik aan in de stad en bij de school waar ik elke dag langs fiets. Onlangs verbouwd waardoor een grote grijze kubus me tegemoet komt met daarachter het oude schoolgebouw met de misselijkmakende groene accenten. Het plein bestaat uit één doorlopende rij van grijze grote vierkante stoeptegels die smetteloos overlopen in de weg waar het gebouw aan ligt. Het enige dat het grijze onderbreekt is de ook al zo vierkante zandbak gevuld met zand en uitwerpselen van de kleine kinderen die er in spelen tijdens de schooldagen.

Eigenlijk heb ik er geen oog meer voor en wanneer ik de school voorbij ben kom ik op het kruispunt dat mij iedere keer doet denken aan een platgeslagen rotonde met zijn ronde vorm, terwijl je met de auto niet eens af kunt slaan. Met de fiets daar in tegen kun je rechts, links en vooruit wanneer je daar behoefte aan hebt en deze keer heb ik dat. Wanneer ik links afsla glijd ik onderuit met de fiets en lig ik  plat op mijn rug met het vervoersmiddel naast mij op de misvormende rotonde. Plat op mijn rug liggende staar ik omhoog naar het wolkendek dat langzaam zichtbaar wordt door de opkomende zon. Nadat ik opgestaan ben leg ik het laatste stukje te voet af, en nog glibber en glijd ik alle kanten op.

Wanneer ik dan eindelijk aangekomen ben bij het parkeerterrein van het centraal station dat deze ‘stad’ rijk is, ga ik nogmaals onderuit. Waarnaar er een zwarte coupéachtige doch met vier deuren en een kofferklep verrijkte auto voorbij komt scheuren. Al slippend glibbert de auto rakelings langs de andere aanwezig auto’s en zo plots als de auto opdoemde zo plotseling is het ook verdwenen. Toch ben ik de auto blijven volgen met mijn ogen en toen de auto verdwenen was kwam er een jonge vrouw mijn blikveld in rennen.

Ergens kwam ze me vaag bekend voor met haar kort geknipte blonde haren, haar oorbellen in de vorm van een stel knopen, het leren jasje – waarvan ik de echtheid van het leer betwijfel – en de mintgroene broek met de bijbehorende kleurige zei het versleten schoenen. Ze stapt verrassend stevig door de sneeuw en uit het gemompel maak ik op dat ze een bus moet halen richting wat men de hoofdstad van het noorden noemt. Hierdoor begin ik mij af te vragen of ze wellicht niet in de war is aangezien deze bus met de hervorming van de nieuwe dienstregeling eruit gehaald is, maar ik krijg de woorden niet over mijn mond en laat haar stevig doorstappen. Nog steeds lig ik op de grond het tafereel gaande te slaan.

Ik besluit ook maar eens omhoog te komen om mijn trein te halen, want ik heb er geen trek in om te laat te komen. Op het perron stap ik zelf verzekerd in de trein en vervolgens rijden de aan elkaar gekoppelde coupés over de rails naar de eerstvolgende halte waar twee mensen mij vergezellen. Een jongen die mij ook al vaag bekend voorkomt en hetzelfde haar heeft dat gelijk is aan het meisje dat ik eerder zag; kort geknipt blond haar, zei het in model gehouden door een klodder gel. Echter is zijn stem te zwaar voor iemand van zijn leeftijd, ik vraag me in mijn gedachten af of dit komt door het vele roken aangezien een pakje sigaretten uit zijn zak steekt. Zijn metgezel is een meisje van dezelfde leeftijd die me met haar lange donker blonde haren gebundeld in een paardenstaart komt vergezellen naast mij op de blauwe stoelen. We raken aan de praat en onderwijl kan ik de gezichten maar niet plaatsen. Hij met een wat ronder hoofd en wat meer gedrongen dan zijn vrouwelijke reisgezel die een langer en slanker figuur heeft en dat terug te zien is in haar gezicht. We praten veel en na twee stops stapt de jongen uit en neemt hij afscheid van ons. Zijn naam ben ik na een minuut alweer vergeten, terwijl het een veel voorkomende naam is kan ik mij nog herinneren.

Zo blijven we met zijn tweeën over en op het eerst volgende station, ergens in het midden van ons kikkerlandje, blijven we even wat langer staan aangezien er wat problemen zijn met niet werkende wissels. Ik staar wat dromerig naar buiten en zie daar aan de andere kant van het spoor op het nabij gelegen perron een jonger meisje zitten met dampende koffie in haar handen. Een beetje onzeker voor zich uit kijkend maar wel met een aardige uitstraling ondanks dat ik haar niet ken. Ik kijk mijn vrouwelijke reisgezel aan en ze kijkt naar me met een blik die ik niet kan plaatsen. De blik roept meer vragen op dan dat het mijn interesse naar de persoon op het bankje beantwoord.

Plotseling weerklinkt er een luid gepiep op in mijn gehoor, openen mijn ogen zich en tasten mijn handen in het duister naar de wekker die afgaat.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten