zaterdag 29 januari 2011

Mijn Kleine Ik

Rustig wandel ik achter de groep aan door het steegje dat langs de achterdeuren loopt van de kleine en kille woningen. Iedere achterdeur kent een aangrenzend klein stukje grond met bijbehorende garage die dezelfde kilheid bezit als de woning waar het bij hoort en waarvan de muur beklad is met graffiti en andere tekeningen gemaakt met grote zwarte stiften. De stoeptegels kennen hier en daar al de nodige scheuren van de mensen die hier mondjesmaat iedere dag langs lopen, meestal leerlingen van mijn school en anders kleine kinderen die aan het spelen zijn. Daarnaast zijn er al enkele grijze vierkante vlakken verzakt en baant het onkruid zich een weg omhoog. Een droevige bedoeling en het grasveldje verderop maakt het er niet beter op met zijn bomen die al het zonlicht verdrijven op een mooie zonnige dag en waar het water tussendoor sijpelt tijdens een koude stortbui. Groen is het gras nog wel, maar toch ligt het bezaait met dode en gevallen bladeren en takken waardoor de troosteloosheid blijft bestaan. Het speeltuintje dat midden in het grasveldje ligt verandert hier niets aan.

De speeltoestellen staan er roerloos bij en de twee gemeentewerkers ruimen rustig wat bladeren en takken op om het zo toch nog ergens op te laten lijken. De twee arbeiders zijn al op leeftijd en kennen een gezet lichaam met een markante grijze baard waar zwarte strepen in zichtbaar zijn. Rimpels benadrukken de oudere leeftijd des te meer, toch laten ze blijken plezier in hun werk te hebben; ze keuvelen aardig door alsof het oude dames betreffen die bij elkaar op de koffie zijn. Met het groepje loop ik het speelterrein op dat bezaait licht met nat zaagsel wat het een sombere indruk meegeeft. Eentje die de sfeer niet ten goede doet in mijn hoofd, de tendens is neerwaarts gaande en lijkt niet doorbroken te worden.

Zelfs niet wanneer ik de glijbaan op stap om op de foto gezet te worden. Het ijzer zit onder de modder van de schoenen van mijn medeklasgenoten en het hout dat geel geverfd is lijkt in de verste verte niet op het geel wat sprankelend en plezier uitstraalt, zelfs niet in de zomer wanneer de temperatuur oploopt tot vijfentwintig graden en de zonneschijn op zijn sterkst is. Hetzelfde geldt voor het klimtoestel met zijn ijzeren paal, trap van touw en door mezelf genoemde spinnenweb dat de top vormt en het ronde houten toestel 'dicht' en de oude vertrouwde wipwap is in geen velden of wegen te bekennen. Het enige dat hier aan herinnerd is de ijzeren plaat waar de houten balk en zijn onderstel aan bevestigd stonden. Naar de daarnaast staande wipkip heb ik geen omkijken meer; de in fel rood, geel en blauw gekleurde kip met een gigantische veer als onderstel, staart me aan met eenzelfde doordringende blik.

Te midden van de toestellen staat een houten frame op de sombere en sompige ondergrond, de mos heeft langzaam zijn weg al omhoog gevonden en de palen staan stevig en diep in de drassige aarde. Aan de dwars geplaatste houten balk, die boven op twee palen staat en ze zo met elkaar verbindt, hangen vier ijzeren kettingen roerloos naar beneden. Elke ketting splitst op driekwart van zijn weg in tweeën waar aan het einde een zwart rubberen vlak is bevestigt. Rechthoekig van vorm en nog nat van de gevallen regen die dezelfde ochtend naar beneden is gevallen.

Ik veeg het met de mouw van mijn jas droog en neem plaats op het zwarte zitvlak, mijn voeten staan stevig in het kuiltje dat gemaakt is om de kinderen niet teveel af te remmen wanneer ze van links naar rechts zwaaien in de lucht. Met mijn handen omklem ik het blauwe plastic dat gedeeltelijk om de kettingen heen is gewikkeld voor een betere houvast voor de kleine kinderen en waarmee hun veiligheid een stukje veiliger is geworden. Met mijn voeten zet ik af naar achteren en vervolgens laat ik de zwaartekracht zijn werk doen; ik word weer naar voren 'getrokken' en wanneer ik ter hoogte ben van het kuiltje zet ik nog een keer extra af voor de zwiep die naar voren gaat.

Eigenlijk is het toestel te klein voor mij, maar de negatieve tendens wordt doorbroken door de wind die langs mijn oren strijkt en door mijn verwilderde krullenbos waait. Voor mij komt een beeld tot stand van een klein jongetje met grote blonde krullen, iets te grote oren en dat een gebit heeft dat schots en scheef staat door het sabbelen op zijn kleine vingertjes elke keer wanneer hij gaat slapen. De jonge ik staat voor eenzelfde toestel dat de kleur geel heeft zoals het hoort te hebben; fel, fris en plezier en vrolijkheid uitstralend. De schommel hangt er roerloos bij hier in de haven van mijn toenmalige woonplaats. Mijn kleine ik neemt plaats op eenzelfde zwart rechthoekig zitvlak als waar ik nu op zit en mee heen en weer zwaai. Van links naar rechts en vice versa.

Het kleine jongetje zwaait dan weer heen en weer en hangt vervolgens rustig met zijn tenen rustend op de nette grond, bedekt met droog zaagsel. De antraciet gekleurde fiets wordt goed in de gaten gehouden houden wanneer hij stil hangt en zo nu en dan volgen de ogen een bootjesmens die van de nabij gelegen haven naar het wc-hok loopt dat naast de speeltuin staat. Veelal hoort hij dezelfde vreemde taal die gebiedend en streng klinkt, maar ook zijn zachte klanken kent. Soms praat de kleine ik zachtjes met andere kinderen die hier samen met papa en mama of opa en oma aanmeren met de boot en de volgende dag weer vertrekken.

Het dagdromen zoals ik toen des tijd altijd deed wanneer ik met het toestel speelde, speelt nu weer op en wordt abrupt een halt toegeroepen wanneer mij gevraagd wordt of we kunnen vertrekken. Ik besluit toepasselijk af te sluiten met een mooie verre sprong zoals kleine ik ook altijd deed wanneer hij na een uur weer vertok van de speeltuin en zijn weg door zijn (en mijn) geboortedrop vervolgde op zijn antraciet gekleurde fiets. De schommel wiegt nog rustig na en lijkt mij te wenken met zijn bewegingen wanneer ik nog één keer over mijn schouder kijk en een blik werp op de troosteloze speelplaats. Met pijn in het hart laat de kleine ik in mij het toestel achter zich en tegelijkertijd verlangt mijn eigen ik naar eenzelfde toestel in de eigen tuin om het dagdromen door te laten waaien in mijn kleine ik's hoofd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten