zaterdag 10 september 2011

De Nachtegaal van Tirolen

Boven aan de hemel geven de beide manen hun blauwe gloed af, het is genoeg om het land beneden de sterren licht te geven. Daarnaast herbergen ze een natuurlijke kracht, het aantrekken van de zee: het getijde is in volle gang en brengt een dichte mist met zich mee, welk al snel het strand kust. De flarden van nevel kruipen gestaag over de duinen in de richting van het achterliggende bosgebied. Daar nestelt de mist zich tussen en aan de bomen, gevolg is dat het groen nu een deken van kleine, lieflijke druppels kent. In één van de bomen hangt een verwaarloosd en gescheurd bloemenjurkje. Ooit behoorde het toe aan een klein persoon van wie de eigenaar van het bos helemaal weg was, althans, dat dacht hij destijds. Nu kijkt er rustig naar zonder aan haar te denken en gaat hij verder met zijn ronde door het woud.

Tijdens de ronde die hij loopt, nestelt de mist zich evenals bij de flora het geval is, op zijn kleren. Het grijze dekentje op zijn kledij, samen met het blauwe schijnsel van de twee manen boven zijn hoofd, zorgen ervoor dat er een spookachtige uitstraling van hem én het bos uitgaat. Al lijkt het hem niet te deren, hij is eerder in een gelukzalige gedachten verzonken - en niet geheel onbelangrijk, hij kent het bos uit zijn hoofd. Zo weet hij dat 'ie de rivier nadert, een leek zou pas over enkele meters het ruisen van het stromende water horen, maar hij ziet aan de omgeving dat het nooit ver meer kan zijn. De rivier meandert tussen het bos door, verder landinwaarts of richting de kust, waar het uitmondt in de zee.

Aan de kant van de rivier ligt een bootje klaar om bevaren te worden door de opzichter. Het is geel van kleur, kent twee roeispanen en een fluisterstille motor, logischerwijs gebruikt hij de laatste. Zodoende vaart hij door de mist, langs de oudste bomen van het bos, van welk de takken vervaarlijk over het water hangen. Als hij omhoog kijkt, kan de man nog net het sterrendek zien, echter wordt voor het merendeel het zicht hem ontnomen door de dezelfde takken als waar hij bij langs vaart.

Tot nog toe lijkt het een doodgewone ronde voor de eigenaar van het bos, maar al snel blijkt dat het een andere avond is dan gewoonlijk. De sterren roeren zich; de witte lichtpuntjes vormen zich tot een vrouwenlichaam en al snel worden de contouren gecompleteerd door de aanvulling van het gezicht, de haren en kleding. Het naakte geheel maakt zich los van het nachtelijke sterrendoek, langzaam dwarrelt de vrouw naar beneden, diep het meest onherbergzame gebied in van het woud. Het is de beweging van de mist die aantoont dat er zojuist een vrouw, althans daar gaat hij van uit, uit de lucht neergedaald is. Vervolgens komt hij al rennend en struikelend in het gebied aan. Onderwijl kwam hij nog een oud, zwart notitie boekje tegen, ook ooit van iemand geweest die hij kende. Hij pakte het op en gooide het achteloos weg de rivier in.

Nu moet hij zich richten op de zoektocht naar de bijzondere dame, wat geen gemakkelijke opgave is door de mist en het feit dat de bomen ontzettend dicht op elkaar staan: dit zorgt voor een nog grotere belemmering van het zicht, maar maakt het hem lastig om zich te verplaatsen. Voorzichtig zet hij stap na stap over een boomstronk of een half-omgewaaide boom. Dan weer klimmend, bukkend of bijna kruipend, hij vordert - of toch niet. In geen velden of wegen is een teken te zien van de madame. Zou hij het gedroomd hebben? De man wrijft maar eens in zijn ogen en geeft een trap tegen een stronk. Hierop volgen woorden die niet bestemt zijn voor kleine kinderen: hij droomt niet.

Na verloop van tijd hoort hij geluiden: stemmen en muziek, liederen waar de eigenaar van houdt. Alleen kan hij zich niet herinneren dat hier iets was, ondanks dat hij dit gebied maandelijks inspecteert. Toch doemen er lichten op in de mist, en een toegangspoort, met daarboven in neonletters geschreven Tirolen. Bij de ingang wacht een jonge vrouw, ze lacht, totdat ze de opzichter aan ziet komen: de blik verstrakt en het prettige dat van haar uitging, is verdwenen. Ze keurt hem geen blik waardig wanneer hij langs loopt, hij haalt achteloos zijn schouders op, het zal hem een worst wezen.

Eenmaal binnen ziet hij een dorp met hippies en andere mensen van wie 'het gewone volk' zou zeggen dat het uitschot is. Ironisch genoeg zijn er wel een paar brave burgers te spotten, maar het klassieke volk zou zich hier nooit vertonen en er op neerkijken vanuit hun hoge bomen. Al snel valt het de man op dat er betaalt wordt met diensten en goederen, en de woningen opgetrokken zijn uit hout van de bomen en het restmateriaal - en toegeven dat is kunstig gedaan. Daarnaast is het allemaal opgefleurd met vrolijke kleuren: rood, geel, groen, blauw, rood - alle denkbare kleuren die mogelijk zijn. Hij kan het niet laten om even te stoppen bij een kraampje dat oude LP's verkoopt, een ietwat mollige man gaapt hem wat aan als hij begint met het doorzoeken van de dozen en kratten vol vinyl. De man vindt niets en gaat weer door met zijn tocht door het dorpje. Normaliter zou hij het niet toestaan, maar men leeft hier één met de natuur - zo lopen verschijnende mensen op blote voeten (of met kleding rond) en midden in het dorp staat de nachtegaal, zoals hij haar liefkozend heeft gedoopt.

Op het dorpsplein schittert ze in de dichte mist, naast het vuur dat de kou uit de kleren van ieder, die in de buurt komt, verdrijft. Voor de opzichter is het echter de Nachtegaal die de kou uit de kleren doet verdrijven. Bedeesd stapt hij af op de vrouw met het rode haar, ze glimlacht alleen maar, doch zingt ze een verleidelijk lied door stil te zijn. Het lied speelt zich af in zijn hoofd en voor zijn ogen verandert alles in een brei van kleuren. Het looptempo wordt haastiger, zijn handen strekken zich uit naar haar zeer vrouwelijke lichaam en wanneer hij tot haar raakt, grijpt hij in het luchtledige. Boven aan de sterrenhemel zijn de lichtpuntjes weer normaal, de mist is verdwnenen, even als het dorp. Op de grond licht een briefje dat zegt: "De eerste strofe heb ik gezongen, spoedig zal ik nogmaals aan het firmament staan. Dan zal ik weer klinken." 

Waarop ik mijn ogen open.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten