zaterdag 11 juni 2011

De Droom

Ze ziet hem al aankomen in een grijze trui met de mouwen opgestroopt en de camera in de hand. Hij is nog ver weg en naar verwachting zal dat ook nog wel even zo blijven, de grijze massa is daar opgehoopt en tot stilstand gekomen, en hij zit er midden in. Even denkt ze dat hij haar zag staan en snel kijkt ze, verlegen als ze is, naar haar flyers die ze in de hand houdt. Eigenlijk hoort ze deze uit te delen; maar niemand neemt ze aan, hoe lief ze ook kijkt met haar donkerbruine ogen en hoe vrolijk ze ook glimlacht met haar nagenoeg witte tanden. Ze staat daar maar en kijkt dus weer naar links of ze de jongen met de krullen en camera ook ziet. Warempel, daar ziet ze een stukje grijze mouw naderen! Haar handen beginnen heviger te trillen en weer kijkt ze weg. Ze voelt zijn ogen, hij kijkt echt naar haar en wanneer hij passeert, laat ze het na om één van de gekleurde papiertjes, die ze nog steeds in haar trillende handen houdt, te geven. Dom, denkt ze bij zichzelf, maar misschien komt hij ook wel niet uit hetzelfde land, met al deze toeristen is de kans immers gering.

Tot haar opluchting neemt de jongen, samen met nog twee andere jongens, plaats bij de broodjeszaak naast haar. Zo blijft hij aanwezig doch heeft ze het onplezante gevoel dat hij staart, zelfs als hij een broodje haalt – zo ziet ze in één van haar spaarzame blikken die ze werpt. Na wat een eeuwigheid lijkt te zijn, vertrekken de jongens. Ze zal hem nooit meer zien, maar gelukkig is het gezicht met de waanzinnige, bruine krullen en de ogen in dezelfde kleur, op haar netvlies gebrand. Ze blijft te midden van de grijze massa alleen achter in haar oranje bloemenjurkje, waarvan de print zwart getint is. Haar handen, met de flyers nog in de handen, schokken nog enigszins na van het warme gevoel toen hij aanwezig was.

Dankzij het warme gevoel droomt het meisje weg te midden van de grijze massa, waar in zij wel opvalt met haar kleurrijke jurk. Ze ziet een beeld van hun tweeën tijdens het festival wat ze volgend jaar wil gaan bezoeken. Een groot grasveld gevuld met een mensenmassa waarvan meer dan tweederde een roze hoedje draagt en waarin hij de tendens breekt met zijn o zo bekende zwarte hoofddeksel. Aan beide weerskanten van het grasveld staan twee podia. Eentje wordt gebruikt door haar favoriete zangeres met het blonde krullende haar en samen kijken en luisteren ze gearmd toe naar haar optreden. Zelfs het wisselvallige weer kan er geen afbreuk aandoen, het maakt het juist in haar ogen romantischer, samen in de zachte modderige ondergrond. Haar natte, oranje jurkje plakt helemaal tegen haar lichaam, maar het deert haar niet zolang ze samen met hem is.

Het beeld verandert weer; ze lopen samen door haar dorp naar de speelplaats, in de richting van de grote schommel waarvan het uiteinde op een spinnenweb lijkt, gemaakt van touw. Zij neemt links plaats en hij komt rechts naast haar zitten. Hij zal het zetje moeten geven met zijn langere benen, haar korte beentjes kunnen de ondergrond net niet aanraken. Hij lacht er om en vindt het een bepaalde charme hebben, niets lijkt hem te deren. Wat zij als een onvolkomenheid ziet, vindt  hij mooi, schattig of lief. Vice versa geldt het overigens ook: waar hij over de dingen inzit, kijkt zij er met een vrolijke blik tegenaan.

Samen liggen ze op de schommel, oogleden naar beneden en elkaars hand vast gepakt. Het trillen van haar hand is opgehouden, een medicijn is ervoor gevonden. Met haar ogen dicht komt ze helemaal tot rust en droomt ver weg, terug naar de realiteit. Ze opent haar ogen en kijkt eens om haar heen; de massa sleept zich nog steeds voor, niemand neemt haar flyer aan en de jongen met de waanzinnige krullen is verdwenen. Er is een niet te overbruggen afstand tot stand gekomen, maar zij weet ook dat je altijd hoop mag blijven houden. Daar zo staand in haar oranje bloemenjurkje, blijft ze ook uitkijken naar het moment van weerzien, en dan zal ze hem wel een flyer aanreiken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten