Daar komt het oude busje met veel lawaai
aanrijden; je hoort het knallen van de kleine uitlaat en de rookwolkjes van
niet verbrande benzine komen uit alle gaten en kiertjes van het plaatwerk. Het
hobbelt heen en weer en de surfplanken die bovenop liggen vallen bijna van de
wagen af. De muziek schalt uit de kleine speakers: Beach Boys, wat anders? Met
de zomerse klanken van Good Vibrations op de achtergrond komt de auto
tot stilstand, de deur gaat piepend open en er komen twee teenslippers tevoorschijn.
De slippers worden weer gevolgd door een kekke zwembroek en daarboven gaat een wasbordje
gehuld in een t-shirt met v-hals, dat net te strak zit. En zoals het hoort
heeft hij een haaientand om zijn nek en krullende, halflange blonde lokken. Dan
verschijnt er opeens een fel licht; hij ontbloot zijn witte tanden en de zon
reflecteert in dit stralende gebit.
Hij loopt naar de zijkant van zijn busje en
opent de deur en haalt daar zijn gitaar vandaan. Een surfdude is geen surfdude
wanneer hij niet gitaar kan spelen. Met de gitaar op zijn rug en met een
surfplank in zijn hand loopt hij relaxed naar de zee toe. Hij zet zijn
surfplank rechtop in het zand en gaat half onderuit gezakt tegen de plank
zitten. De gitaar ligt tegen zijn borst aan en de Surfdude speelt wat noten.
Hij moet in de juiste sfeer komen om zo in die ene grote golf te pakken. Hij
moet opgaan in de klanken van de gitaar, het ruisen van de zee en hij moet één
worden met de wind die de golven aandrijft.
Dan is het moment daar, hij pakt zijn
surfplank en rent in, zo lijkt het, slow-motion het water in. Het water spat op
en de stralende witte glimlach laat een groots schijnsel vallen op de azuurblauwe
zee. Hij ligt met zijn wasbordje op de surfplank en zwemt naar die ene grote
golf toe. Dan ontwikkelt de golf zich tot een torenhoge watermuur die vooruit
lijkt de rollen en een aanval willen plegen op de surfer. De Surfdude staat nu
op zijn surfplank midden in de golf. Met zijn hand snijdt hij langs de muur van
water. De Dude is één geworden met de wave.
De golf houdt op en hij drijft rustig uit
tot aan het strand, hij pakt zijn gitaar op gooit die om zijn rug en zijn surfplank
heeft hij onder zijn arm. Hij legt zijn splank vervolgens terug op het dak van
zijn busje, de deur gaat open en hij legt zijn gitaar op de bank waar hij hem
zojuist ook in het begin vandaan haalde. Dan wordt de motor met wat knallen
gestart, de muziek springt aan en op de zomerse klanken rijdt hij weer al
hobbelend door de duinen naar huis. Terug de drukte in van het systeem, wat hem
roept. Zijn pauze zit er weer op en hij wordt weer de kantoormedewerker die van
negen tot vijf aan het werk is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten